Een weerbare tuin? Die bouw je op als een lasagne, met laagjes. Bomen, struiken, vaste planten, bloembollen en bodembedekkers vormen samen één sterk geheel dat bestand is tegen extreem weer. In een laagjestuin voelen dieren zich zoveel meer beschut en veilig.
In een laagjestuin groeien de planten onder en tussen elkaar, precies zoals het in de natuur gebeurt. Je kunt er veel meer planten in kwijt dan in een klassieke tuin, krijgt een hogere diversiteit aan bloemen en dieren, én je tuin wordt weerbaarder tegen extreme weersomstandigheden. Droogte en overvloedige regens krijgen veel minder vat op zo’n gemengde beplanting. Een laagjestuin vormt een microklimaat op zich, waar het op hete dagen zoveel koeler en frisser blijft. Elke laag bloeit er op een ander tijdstip, op een andere manier, en lokt telkens weer andere dieren. Lijsters, merels, padden en egels komen er slakken smullen Mezen vangen er rupsen, lieveheersbeestjes en oorwurmen. En sluipwespen verorberen de bladluizen. Een laagjestuin vormt een ecosysteem op zich.
Begin met één of meerdere (meerstammige) bomen, je biedt er jezelf verkoeling mee, en doet er tal van insecten een groot plezier mee. Lees hier welke bomen in jouw tuin passen.
Plant struiken, die leveren variatie op, en vergen weinig werk. Met rozen breng je extra kleur, geur, nectar en stuifmeel in je tuin.
Inheemse en andere vaste planten zorgen voor nog meer bloemen, en massa’s voedsel voor nuttige insecten. Dank zij hen blijft je tuin gezond en in evenwicht.
Plant bloembollen, ze zorgen voor de allereerste kleur, nectar en stuifmeel van het seizoen.
Nog lege plekken? Zaai ze in met inheemse bloemen. Lees hier hoe je makkelijk zelf bloemen zaait.
Dieren voelen zich veilig en geborgen in een tuin met hagen en struiken, of (kleine) meerstammige struikbomen. Hoe meer bloemen en bessen ze produceren, hoe beter voor de insecten en vogels. Het krentenboompje, een compacte magnolia of laagstam fruitboom zorgen voor hoogte in je tuin zonder al te veel plaats in te nemen. Vul aan met sterke struiken zoals een vlinderstruik, kornoeljes, de parelstruik, Abelia, Spirea, Deutzia, Viburnum, rododendron en (botanische) rozen. Koop je al meteen grote exemplaren, dan is je tuin snel gevuld, dieren vinden er makkelijker hun weg en je tuin wordt vlugger weerbaarder. En waarom geen voedselbosje? Bomen met fruit, bessen en noten leveren voedsel voor jou én voor het dierenleven.
Vul de plekken onder en tussen de bomen en struiken met een mix van inheemse en andere vaste planten. Kies ze in functie van de bodem van je tuin, en het aantal uren zon. Akeleien, vingerhoedskruid, judaspenning, stokrozen, steentijm, muurbloemen, leeuwenbekjes, prikneus, dropplant, zwartmoeskervel, ijzerhard, damastbloem en Mexicaanse madeliefjes bloeien lang en kleurrijk én zaaien zichzelf uit. Het zijn wandelplanten die zich nestelen op kale plekken en de bodem vanzelf voor jou bedekt houden. En de insecten in je tuin krijgen er gratis en voor niets een pak bloemen bij. Worden het er te veel, dan trek je de zaailingen uit of schoffel je ze weg.
Bodembedekkers doen precies wat hun naam zegt: ze bedekken de blote aarde. Hoe beter de bodem in je tuin bedekt is, hoe makkelijker het bodemleven floreert (en hoe minder onkruid er zich nestelt). Zo’n onderlaag biedt ook een schuilplaats voor tal van nuttige insecten zoals pissebedden, kevers en spinnen. Topbodembedekkers zijn Trachystemon orientalis, smeerwortel, Geranium macrorrhizum, vaste judaspenning en Pachyphragma macrophylla. Ze kunnen prima tegen de vorst, leven lang, én hebben wat te bieden aan bijen en hommels. De elfenbloem, schoenlappersplant, kerstroos, maagdenpalm, bosviooltjes… groeien trager, maar blijven ’s winters wel mooi groen. Plant liever veel verschillende groepjes dan één grote groep; hoe meer variatie in je tuin, hoe aantrekkelijker die wordt voor dieren.
Bloembollen staan nooit in de weg; eens ze uitgebloeid zijn, verdwijnen ze onder de grond. En hommels en solitaire bijen tanken er de allereerste nectar van het seizoen. Plant onder bladverliezende struiken en bomen wilde hyacinten, sneeuwklokjes, lenteklokjes, de bostulp, daslook, winterakoniet en oosterse sterhyacint. Op een zonnige plek doen narcissen, blauwe druifjes, sierui, botanische en krokussen het goed. Je hoeft ze maar één keer te planten, waarna ze jaar na jaar trouw terugkomen. Kies bewust voor biologische bloembollen, zonder resten van pesticiden.
Blote aarde is een open uitnodiging voor onkruidzaden, én maakt je tuin weerloos tegen lange droogtes, hittegolven en plotse, hevige regenbuien. De bodem is immers een levend orgaan dat net zo goed als wijzelf moet beschermd worden tegen extreme klimaatsituaties. Houd de grond maximaal bedekt! Dat kan met een laagje ‘mulch’ van bladeren, houtsnippers, schors, cacaodoppen, compost, tuinresten, grasmaaisel… precies zoals in het bos elk stukje aarde bedekt wordt met dode bladeren. Zo’n laagje mulch zorgt ervoor dat het vocht veel minder snel verdampt, en de grond minder uitdroogt door zon en wind. Mulch vormt ook een weldaad voor het bodemleven. Kevers, wormen en andere bodemdiertjes trekken het organisch materiaal de bodem in, tot een luchtige en vruchtbare omgeving voor jouw planten.
Benieuwd wat de bodem nog meer te bieden heeft? Ontdek het hier!