Om een goede vruchtafwisseling te garanderen, kunt u als volgt te werk gaan:
Verdeel de grond in minimum 4 percelen. Wissel elk jaar op ieder perceel van gewasgroep.
De 4 gewasgroepen en hun eigenschappen zijn:
Peulgewassen (bijv. erwten, peultjes en alle soorten bonen). Ze nemen stikstof (N) op uit de lucht en leggen deze door middel van hun wortels vast in de grond.
Vruchtgewassen (bijv. aardappelen, kolen, tomaten, paprika’s, komkommers, pompoenen, koolrabi en aubergines). Ze vragen een grote hoeveelheid voeding, vooral potas (kalium, K).
Bladgewassen (bijv. slasoorten, selderij, spinazie en andijvie). Zij onttrekken vooral stikstof (N) aan de bodem en bedekken de grond tamelijk goed tegen inwaaiend onkruidzaad.
Wortelgewassen (bijv. wortelen, knolselderij, witlof, rammenas, pastinaak). Zij wortelen diep en laten zo een goede bodemstructuur na.
Goede voorbeelden van vruchtafwisseling
Vruchtafwisseling kan toegepast worden in functie van:
De structuur: na het telen van ajuinen, ontstaat een slechte bodemstructuur omdat het gewas slechts oppervlakkig wortelt. Om de structuur te verbeteren, kunt u het volgende jaar op het perceel een diepwortelend gewas telen (bijv. wortelen).
De voeding: na een cultuur van erwten, is de grond rijk aan stikstof. Het is aangewezen hier nadien een groente te telen met een grote behoefte aan stikstof (bijv. allerhande soorten sla en kolen).
Onkruiden: bodembedekkende gewassen zoals pompoen en sla kunt u best afwisselen met ijl groeiende soorten (bijv. ajuin, prei en sjalot).
Ziekten en schimmels: wanneer u jaar na jaar dezelfde vruchten op hetzelfde perceel teelt, vraagt u om moeilijkheden. Door gewoon de gewasgroepen af te wisselen, kunnen veel plantenziekten en plagen worden voorkomen. Indien u bij bepaalde teelten (bijv. ajuinen) toch problemen verwacht (bijv. aantasting door de ajuinvlieg) en u geen chemische middelen wenst te gebruiken, kan DCM Vitasilica® een oplossing bieden