Het Pepinomozaïekvirus (PepMV) is een enkelstrengig RNA-virus (Potexvirus genus, Fexiviridae familie) dat oorspronkelijk geïsoleerd werd uit pepino (Solanum muricatum), een Zuid-Amerikaanse meloen-achtige vrucht. Vanaf het seizoen 1999-2000 begon het virus schade te berokkenen aan tomatengewassen geteeld onder glas in Europa. Hoewel het virus enkel grote problemen geeft in de tomatenteelt, kunnen andere planten van de Solanaceae familie (Nachtschadeachtigen) ook als gastheer fungeren zoals aubergine, zwarte nachtschade, enkele aardappel en paprika variëteiten en enkele planten behorende tot de genera Nicotiana (vb. Tabaksplant), Datura (vb. Doornappel) en Physalis (vb. Physalis floridana).
Het virus is zeer infectieus en wordt mechanisch verspreid. Die mechanische overdracht kan gebeuren door gereedschap, personeel, bezoekers, gsm’s, insecten,… kortom alles waarbij er plantensap van een besmette plant in contact wordt gebracht met een niet-besmette plant. Eens het virus aanwezig is in een plant in een serre, is het door de snelle verspreiding van het virus onmogelijk de andere planten in die serre te behoeden voor een infectie. De verspreiding gebeurt bovendien heterogeen, wat een moeilijk stuurbaar gewas tot gevolg heeft.
Het meest typische en gekende symptoom veroorzaakt door PepMV is marmering van de vruchten. Maar ook bruine kroontjes, felle gele vlekjes op de bladeren en netelkop zijn typische PepMV symptomen. Naast deze meest typische symptomen zijn er ook een aantal schadebeelden gekend die kunnen versterkt worden door de aanwezigheid van PepMV maar die ook een fysiologische oorzaak hebben, zoals gevlamde vruchten of open vruchten.
Omdat het virus een RNA-virus is, verloopt het replicatieproces in de plantencel minder gecontroleerd en vinden er geregeld mutaties plaats. Zo zijn er twee atypische verschijningsvormen gekend die veroorzaakt worden door een mutatie in het virale genetisch materiaal, de vergelingsmutant en de necrotische mutant. Beide mutanten kunnen ernstige schade veroorzaken in het gewas.
marmering van vruchten
bruine kroontjes
netelkop
vergelingsmutant
necrotische mutant
geel vlekje
Er zijn vier verschillende stammen van het virus bekend: De Chileense stam (CH2), de Europese stam (EU), de Peruviaanse stam (LP) en de Amerikaanse stam (US1). Binnen deze stammen bestaan er vele verschillende individuen die isolaten worden genoemd. In Europa is de Chileense stam (CH2) dominant en aanwezig in meer dan 90% van de infecties. Indien er meerdere stammen worden teruggevonden bij een infectie, is die infectie meestal agressiever dan wanneer het om één enkele stam gaat. Binnen de stammen is er echter ook variabiliteit tussen verschillende isolaten die tot eenzelfde stam behoren. Hoewel verschillende isolaten binnen éénzelfde stam genetisch erg op mekaar lijken, kunnen ze erg verschillen in agressiviteit in de plant, dus in de ernst van de symptomen en schade die ze veroorzaken. Zo bestaan er bijvoorbeeld zeer agressieve Chileense isolaten, maar ook zeer milde isolaten die minder symptomen veroorzaken.
De impact van een PepMV infectie voor de tomatenteler is variabel. Op basis van een enquête bij Belgische telers en op basis van verschillende praktijkproeven met diverse isolaten van PepMV, werden de verliezen op vlak van kwaliteit geschat tussen 4 tot 15% met daar bovenop nog productieverliezen van 4 tot 12%. Verschillende factoren dragen bij aan deze variabiliteit. De genetische identiteit van het virus -welk isolaat van welke stam- dat de infectie veroorzaakt is een van die factoren. Het moment in de teeltcyclus waarop de infectie plaatsvindt, is een andere factor met belangrijke impact op de schade die berokkend wordt. Zo heeft men bij een infectie vroeg in het seizoen als de plant nog geen vruchten draagt, typisch met minder verliezen te kampen dan wanneer de infectie gebeurt op het moment dat de planten zwaar beladen zijn. Het is kenmerkend voor de schade veroorzaakt door PepMV dat deze een aantal weken erg hevig is en nadien verdwijnt, om dan eventueel later in het seizoen terug te keren. Het kan dus zijn dat gedurende een bepaalde periode van het jaar de schade veel hoger is, met tot 50-60% niet-vermarktbare vruchten.
Ten slotte zijn sommige tomatenvariëteiten gevoeliger voor kwaliteitsverlies door PepMV dan andere en heeft ook het klimaat een impact. In het algemeen is het zo dat wanneer de plant meer stress heeft door welke reden dan ook, de verliezen groter zijn.
Begin de jaren 2000 werd PepMV een dermate groot probleem in België en Nederland dat er vanuit de tomatensector een dringende vraag was naar ondersteuning en controlemaatregelen. In eerste instantie werd met fundamenteel onderzoek het probleem in kaart gebracht en werd er gewerkt aan een zeer strikt hygiëneprotocol om PepMV infecties te vermijden. Deze strikte maatregelen bleken onvoldoende om de teler te verzekeren van een PepMV vrij gewas. Al gauw werd het onderzoek meer georiënteerd naar concrete, biologische managementtools en werd stap voor stap de PMV®-01 vaccinatiestrategie ontwikkeld om planten te immuniseren om infectie te voorkomen.